Interview Liliane Brakema over Er zal iemand komen

We interviewden regisseur Liliane Brakema over Er zal iemand komen, de nieuwe generatie regisseurs en risico’s nemen.
Twee geliefden besluiten alles achter zich te laten. Ze verlaten de bewoonde wereld, verbranden hun spullen en besluiten een huis aan een fjord te kopen om samen alleen te zijn. Regisseur Liliane Brakema gebruikte de tekst van Jon Fosse als basis voor een theatraal onderzoek in het talentontwikkelingstraject NNT RAW van het Noord Nederlands Toneel. Na afloop van het onderzoek was ze nog niet klaar met het stuk en besloot het opnieuw te bewerken, maar nu als volwaardige voorstelling, met een landelijke tournee.
Tekst: Yvon van Apeldoorn
Wat is dat eigenlijk precies: een theatraal onderzoek? En hoe ben je bij het Noord Nederlands Toneel terechtgekomen?
“Toen ik aan de toneelschool in Maastricht begon, dacht ik dat ik politiek theater zou gaan maken over Israël en de Palestijnse gebieden. Maar daar ontdekte ik ineens mijn fascinatie voor beeld en beweging. Ik ging stukken maken zonder woorden, met alleen lichamen en ritme. Omdat ik dacht dat niet iedereen dat zou kunnen lezen, wilde ik er ook een verhaal tegenover zetten. Ik ben overgestapt naar de Toneelschool in Amsterdam om op een vakmatige manier repertoire te leren ensceneren: zet een tafel neer met een vaas en twee stoelen en ga maar Tsjechov doen. Eerst vond ik dat heel saai, tot ik het repertoire ging combineren met beweging, en zag wat er dan kon gebeuren. Daar ben ik uiteindelijk ook op afgestudeerd.
Via dramaturg Robbert van Heuven, die had gezien dat ik steeds fysieker was gaan werken, kwam ik in contact met Guy Weizman. Hij vroeg me of ik niet ook eens iets met dansers zou willen doen. Dat wilde ik heel graag. De stap van beweging naar dans is niet zo groot. Maar toch: hoe doe je dat, dans integreren met toneeltekst? Je gaat niet de tekst zitten uitbeelden natuurlijk. Het moet een geheel worden, dat je niet denkt: ah, dat is de danser, en dat is de acteur.
Ik kreeg alle vrijheid. Dat was een verademing. Meestal als je ergens komt, dan hebben ze iets bedacht waar jij in moet passen. Dan vinden ze bijvoorbeeld dat ‘de jonge talentvolle vrouw’ Een Poppenhuis van Ibsen moet gaan doen, omdat dat een feministisch stuk is. Verschrikkelijk. Voor ik bij het NNT begon had ik net een prijs gewonnen en was mijn afstudeervoorstelling genomineerd voor het Theaterfestival als een van de tien beste voorstellingen van het seizoen. Het was me eigenlijk allemaal veel te snel gegaan, ik voelde het als druk, moest ik nu iets gaan waarmaken? Ik wilde nog van alles uitproberen. Dat kon hier; ik mocht op een veilige manier risico’s nemen.
Het mooie van een onderzoek is dat je niet drie weken voor de première hoeft te denken: nu moet ik kiezen, want het moet wel goed gepolijst op het toneel staan. Bij Er zal iemand komen verliep dat wel heel extreem. Vier dagen van tevoren ben ik nog helemaal opnieuw begonnen. Ik had iets gemist. Het moest anders; het decor, de choreografie. Ik had ook ineens nog maar twee van de drie spelers nodig. Uiteindelijk hebben we beide versies gepresenteerd. Dat was fantastisch. Ze waren zo verschillend, de eerste heel theatraal, met een waterval op het toneel, de tweede sober en rauw.”
Van alle succes volle theatermakers van mijn generatie is 70% vrouw
Nu maak je er een volwaardige voorstelling van, in hoeverre lijkt die op een van de twee versies?
“De sfeer van de tweede, rauwe, versie gebruik ik als basis. Maar de benadering is heel anders. In het onderzoek ging het om de combinatie van dans en tekst; de tekst van Fosse was slechts één van de middelen en bijna ondergeschikt. Nu neem ik de tekst als uitgangspunt. Ik wil echt het verhaal vertellen. Wat heeft hij geschreven, wat staat er precies? Ik werk met geweldige acteurs, die veel ervaring hebben. Pas in tweede instantie komt de bewegingstaal erbij.”
Een uitspraak van Fosse is: ‘Mijn personages communiceren zonder woorden.’ Het klinkt alsof dat ruimte biedt voor choreografie.
“Ja, dat is zo fijn aan zijn teksten. Hij schrijft korte, summiere zinnetjes, die eigenlijk nergens over gaan. Maar je hebt de hele tijd het gevoel dat er veel meer aan de hand is.De woorden zijn echt het topje van de ijsberg. Het is onze taak op de vloer om die laag daaronder zichtbaar te maken.
Mensen laten vaak iets anders zien met hun lichaam dan wat ze zeggen. Lichaamstaal is zo fascinerend, omdat het dingen verraadt die we zelf niet eens weten. Ik las laatst een verhaal van Paul Verhaeghe, filosoof en psychiater. Hij vertelde over iemand die naar de oogarts was geweest omdat zijn ogen de hele tijd zo traanden. De oogarts kon niks vinden. En toen bleek dat zijn moeder twee maanden geleden was overleden.
Die man herkende het tranen van zijn ogen gewoon helemaal niet meer als huilen. Ik vind dat zo fascinerend: hoe een lichaam dingen kan aangeven. En dat je kan kiezen of je ernaar luistert of niet, maar dat niet luisteren consequenties heeft.
Mijn personages in het stuk kunnen ook niet huilen. Waar leidt dat toe? Ze zijn naar dat fjord gegaan om een nieuw leven op te bouwen. Het wordt nergens expliciet, maar je voelt dat het te maken heeft met hoe zij de druk en de snelheid van de wereld ervaren. Ze willen eraan ontsnappen, maar dat lukt niet, want de wereld zit ook in hen, ze zijn er onderdeel van. Maar het geweld dat je je zelf aandoet, wanneer je niet de tijd neemt om erachter te komen wie je bent en wie de ander is, moet er op een bepaalde manier uit. De bewegingstaal die ik toevoeg is een suggestie in de richting van de extreme consequenties die het voortdurend negeren van signalen kan hebben.”
Denk je dat Jon Fosse het leuk vindt wat je met zijn stuk doet?
“Ja. Dat denk ik eigenlijk wel. Maar ik denk ook dat hij zal zeggen: ‘Zo had ik het nog niet bekeken.’”
Jij wordt gezien, net als Eline Arbo, die ook betrokken is bij het Noord Nederlands Toneel, als vertegenwoordiger van een nieuwe generatie theatermakers. Wat typeert jullie?
“We zijn een generatie met voor het eerst veel meer goede vrouwen dan goede mannen. Van alle succesvolle theatermakers van mijn generatie is 70% vrouw. De wereld moet er nog een beetje aan wennen: met name oudere mannen vinden het soms nog moeilijk om naar een jonge vrouw te moeten luisteren. We kijken ook anders naar mannen- en vrouwenrollen binnen het bestaande repertoire. En we zijn heel maatschappelijk betrokken; we staan heel erg in de wereld, en dat vertalen we ieder op ons eigen manier naar het toneel, waardoor ons werk er totaal verschillend uitziet.
Ik denk dat we ons heel erg bewust zijn van de kracht van theater, als reactie op de maakbare wereld van film en Instagram. Het leven wordt steeds digitaler, alles is zo perfect, dat haalt de ziel eruit. Het is belangrijk dat we daar iets menselijks en tastbaars tegenover zetten. Je ziet het aan de bezoekersaantallen. Die nemen toe. Dat is heel hoopvol. Mensen hebben naast hun schermpjes en Netflix behoefte aan verbinding, aan live, aan samenzijn. Dat je in een zaal kunt gaan zitten tussen honderd andere mensen en tegelijkertijd een persoonlijke reis mag maken,
om weer even te weten waar het leven voor jou over gaat.”